woensdag 5 augustus 2009

Bapak Iding Soemita; de innemende leider van Javanen in Suriname










Chan E.S. Choenni[1]

Inleiding

Bapak Iding Soemita was tussen 1946 en 1967 dè politieke leider van Javanen in Suriname. In het bijzonder was Soemita in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw, toen de verbroederingspolitiek dominant was, de derde kleurrijke etnische leider. Hij behoorde tot de grote drie etnische leiders van Suriname. Johan Adolf (Jopie) Pengel en Jagernath Lachmon waren toentertijd de leiders van de twee grootste bevolkingsgroepen: respectievelijk de Volkscreolen en de Hindostanen. Qua bevolkingsomvang vormden de Javanen in deze periode de derde groep. Het aantal Javanen bedroeg bijna 60.000 personen oftewel 20% van de Surinaamse bevolking[2].



In Suriname werden deze leiders en in mindere mate Soemita beschouwd als de vaandeldragers van de verbroederingspolitiek (Breeveld 2001:174, Dew 1978:102-41, Meel 1994:638-659)[3]. De verbroederingspolitiek hield in dat de verschillende bevolkingsgroepen hun eigen cultuur mochten blijven beleven i.c. behouden doch in harmonie met elkaar moesten leven. Daarnaast moesten ze samenwerken op politiek vlak ten behoeve van de opbouw van een multicultureel Suriname. Assimilatie en etnische polarisatie werden afgewezen. Toen in de jaren zestig in het buurland Guyana rassenrellen woedden, was er in Suriname mede door de gepropageerde verbroederingspolitiek, geen spoor van bloedige etnische conflicten te bespeuren. Bapak Soemita representeerde destijds in geheel eigen stijl de Javaanse groep. Soemita werd door velen aangesproken met de eretitel Bapak[4].

De vraagstelling in dit artikel luidt:



Hoe is Soemita in geslaagd om de politieke leider van de Javanen te worden en lange tijd te blijven en op welke wijze heeft hij hun belangen gediend? Hoe heeft hij gefunctioneerd in de politieke arena van Suriname en welke politieke verdiensten heeft Soemita gehad?

Allereerst schetsen wij de achtergrond en loopbaan van Iding Soemita. Daarna gaan wij in op zijn rol als belangenbehartiger en zijn opkomst als politiek leider. Wij staan eveneens stil bij de oprichting van de politieke partij KTPI en het gebruik van religie en cultuur voor politieke doeleinden. Ook het charisma en de rol van de toespraken van Soemita komen aan bod. Vervolgens wordt aandacht besteed aan het imago en de tegenstanders van deze politicus. Het functioneren in de Surinaamse politieke arena geeft een uitstekende kijk op zijn kleurrijke en innemende persoonlijkheid. Tot slot memoreren wij zijn bijzondere verdiensten en ronden af met enkele conclusies.

Achtergrond en loopbaan


Bapak Iding Soemita werd op 3 april 1908 geboren in het toenmalige Nederlands Indië, thans Indonesië. Hij zag het levenslicht in het gewest Preanger oftewel de streek Soenda, destijds een relatief minder ontwikkeld gebied gelegen in het westen van het (hoofd)eiland Java. Het gebied ligt dicht tegen het eiland Sumatra aan. Op Sumatra en Soenda wordt het islamitisch geloof intensief beleefd. Soemita gaf vaak vol trots aan dat hij een Soendanees was. Dat heeft overigens nauwelijks een rol gespeeld om de Surinaamse Javanen, die grotendeels uit andere streken van Java afkomstig waren, in Suriname te kunnen vertegenwoordigen.

Soemita arriveerde op 25 oktober 1925 op 17-jarige leeftijd in Suriname met een groep Javanen om als contractarbeider op de plantages te werken. Soemita koos in 1949 de geslachtsnaam Iding. De naam Iding werd echter als voornaam gebruikt en Soemita als achternaam[5]. Gedurende zijn contracttijd heeft Soemita in de periode 1925-1930 op de suikerplantages Mariënburg en Zoelen in het district Commewijne (gelegen ten oosten van Paramaribo) als ziekenverpleger -de term oppasser werd toen gebezigd- gewerkt. Voor zover bekend had Soemita nauwelijks enige vorm van westerse (school)opleiding genoten[6]. Soemita heeft evenmin aanvullende cursussen of studies gevolgd. Als Soendanees leerde hij wel het Hoogjavaans hanteren. Het toespreken van zijn aanhangers in het Hoogjavaans werd door zijn achterban bijzonder gewaardeerd. Zijn geringe (westerse) opleiding was dan ook geen belemmering om destijds politieke leider van de Javanen in Suriname te worden.
In de krant ‘de Surinamer’ van 21 maart 1950 werd Soemita, die een demonstratie in Paramaribo leidde, als volgt getypeerd:
“Hij is een echte Javaanse figuur van 39. Mager en opverend als een spiraal, maar ook hoogvliegend en doelbewust strevend. Spreekt gebrekkig Nederlands wat aan hem niet te wijten is, maar richtte voor zijn landgenoten een avondschool op, waar hoofdzakelijk Nederlands wordt onderwezen. Door zijn organisatie zijn ook enige dessa scholen opgericht. Soemita zelf heeft slechts de lagere school doorlopen, maar zijn natuurlijke aanleg dreef hem zelf naar voren in de maatschappij en daarmede voert hij ook zijn volk op tot een hoger peil van ontwikkeling”.

Van belangenbehartiger tot politicus

Na zijn contracttijd bleef Soemita op de suikerplantage Mariënburg enige tijd werken. Hij zag het harde bestaan en het leed van de Javaanse arbeiders op de (suiker)plantages Mariënburg, Zoelen, Backdam en Geertruidenberg (in het district Commewijne), waar de meeste Javanen waren gevestigd. De slechte levensomstandigheden en onheuse bejegening van Javaanse arbeiders, en vooral het heimwee naar Java dat hij bij hen signaleerde, leidden ertoe dat hij zich hun lot aantrok. Soemita profileerde zich weldra als belangenbehartiger van de Javanen. Vooral de onwaardige wijze waarop de contractanten werden begraven was voor hem aanleiding om een voorstel voor een begrafenisfonds te lanceren. Dit voorstel werd op de vergadering die speciaal voor dit doel was belegd, unaniem geaccepteerd. Het ongeorganiseerde begrafeniswezen op de plantages werd op deze wijze succesvol geregeld. Met de oprichting van dit begrafenisfonds dat hij de naam Gotong Royong (samen optillen, gezamenlijk een klus klaren) gaf, verwierf hij in Mariënburg en omstreken grote bekendheid.
Langzamerhand bracht hij de Javanen verdraagzaamheid, eensgezindheid en saamhorigheid bij. Soemita genoot vooral respect onder Javaanse vrouwen omdat hij als ziekenverzorger veel aandacht had voor de gezondheid van deze vrouwen. Hij schakelde bijtijds medische hulp in[7]. Bapak Soemita werd dan ook gaandeweg een geliefd leider van de Javanen.

Een andere reden waardoor Soemita populariteit verwierf was zijn optreden tegen het koloniaal bestuur. De Commissarissen van de districten hadden de bevoegdheid op grond van de zogeheten ‘Poenale Sanctie’ zelf de wet toe te passen bij werkweigering, verzuim en arbeidsconflicten. Wanneer Javaanse arbeiders voor de Districts-Commissaris moesten verschijnen in verband met arbeidsconflicten werden Javaanse dorpshoofden (lurah’s), aangesteld door het koloniaal bestuur, ingeschakeld[8]. Vooral de slechte behandeling door deze dorpshoofden, die ook als tolk optraden, was Soemita een doorn in het oog. Hij hekelde het optreden van laatstgenoemden en beschouwde hen als handlanger van het Bapak Iding Soemita koloniaal bestuur.

Soemita ontwikkelde zich naast belangenbehartiger van de Javaanse contractarbeiders in de jaren veertig gaandeweg tot politiek leider van de Javaanse bevolkingsgroep[9]. De activiteiten van de vrijheidsstrijder Anton de Kom in het begin van de jaren dertig, die de Javanen beloofde hun terugkeer naar Java te realiseren, werden op de voet gevolgd door Iding Soemita. Vanwege zijn geringe beheersing van zowel het Nederlands als het Sranan kon hij, tijdens de demonstraties tegen de koloniale overheid waarbij ook Javanen waren betrokken, nog geen belangrijke rol spelen. In 1933 was Soemita pas 25 jaar, dus nog redelijk jong en onervaren.

Mulih N Djawa: leider van de “Terugkeer naar Java” beweging
Het feit dat Soemita contractarbeider was en niet geboren in Suriname heeft een belangrijke rol gespeeld in zijn politieke opstelling. Aan de Javaanse contractarbeiders was beloofd dat zij na hun contracttijd konden terugkeren naar Indonesië. De koloniale overheid kon echter de massale terugkeer van de ruim 33.000 Javaanse contractarbeiders niet waarmaken. De terugkeer van Javanen naar Indonesië bleef dan ook jarenlang een belangrijk politiek thema van Soemita. Hij werd de grote pleitbezorger van de terugkeer van Surinaamse Javanen naar het land van herkomst via de Java beweging: de Mulih N Djawa.

De koloniale overheid maakte de terugkeer van slechts kleine aantallen Javaanse contractarbeiders mogelijk. Soemita wierp zich op als belangenbehartiger en hamerde er op dat de Nederlandse overheid zijn belofte niet nakwam. Hij verweet de autoriteiten dat ze laks waren met het regelen van het transport, zodat de Javanen na het uitdienen van hun contract niet onmiddellijk naar Java konden terugkeren (Hoefte 1990:8).Vol enthousiasme en overtuiging bezocht Soemita de verschillende Surinaamse districten om de teleurgestelde Javanen die naar hun vaderland hunkerden te mobiliseren en toe te spreken. Er werd ook een spaarfonds opgericht om de terugkeer te realiseren.

Soemita was samen met de Hindostaanse moslim jurist H.A.Karamat Ali beheerder van het spaarfonds. Javanen die heimwee naar Java hadden, stortten hun spaargeld in dit fonds. Zijn contacten met nieuwe contractanten die met nationalistische ideeën uit Indonesië naar Suriname kwamen, hebben Soemita gestimuleerd om zich verder te profileren en politiek actief te worden voor de “Surinaams Javaanse” zaak. Vooral de Javaanse arbeiders die niet als contractarbeider, maar op vrijwillige basis in 1939 met het schip M.S Djember in Suriname arriveerden, hebben Soemita geïnspireerd om niet alleen de terugkeer van Javanen naar Indonesië te bevorderen, maar ook de onafhankelijkheid van Indonesië actief te promoten. (Kartokromo 2006:53).

De slogan “HidupMerdeka” (onafhankelijkheid van Indonesië nu) van de Indonesische leiders Soekarno en Hatta werd door Soemita overgenomen en actief gepropageerd onder de Javanen. Gaandeweg kreeg Soemita ook het imago van een Merdeka–figuur (onafhankelijkheidsfiguur) tegenover de koloniale overheid. Met deze activiteiten had Soemita de fundamenten gelegd voor een politieke loopbaan in Suriname.

Oprichting van de KTPI In 1946 betrad Soemita actief het politieke toneel. In dat jaar werd Soemita door de Hindostaanse leider Lachmon afgewezen om bestuurslid te worden van de pas opgerichte Hindostaans-Javaanse Politieke Partij (HJPP)[10]. De HJPP ijverde voor een evenredige vertegenwoordiging van Hindostanen en Javanen bij de besprekingen betreffende de staatkundige veranderingen in Suriname. Deze vonden plaats in Nederland.Waarschijnlijk was de geringe westerse opleiding van Soemita de reden van deze afwijzing. Dat Soemita niet in het bestuur van de HJPP mocht participeren werd door hem als een grote belediging ervaren.
Als reactie hierop werd op 2 juli 1946 de “Naggih Djandjie" (letterlijk: opeisen van de belofte; namelijk de terugkeer naar Java) vergadering in Paramaribo belegd. Deze leidde tot een op Indonesië gerichte organisatie, de Persatuan Indonesia (Verenigd Indonesië), afgekort P.I.. De P.I. stelde zich ten doel om de, door de Nederlandse regering gedane belofte de Javanen na hun contracttijd naar Indonesië terug te sturen, waar te maken. Onder leiding van Soemita voerde de P.I. propaganda voor deze eis. Hiertoe richtte Iding Soemita ondersteuningsgroepen op die bekend stonden als de gevreesde Banteng Hitam (zwarte buffel) en de jonge militante groep, de Pagar Rakyat -beschermer van het volk- Indonesië Suriname, afgekort de PRIS (van Wengen 1973:187, Suparlan 1976:330)[11]. Met de oprichting van deze groepen kreeg Soemita een kader dat hij kon mobiliseren en waar hij ook op kon terugvallen. Op 28 november 1947 werd Soemita door zijn achterban in Dessa oftewel Lelydorp (30 kilometer ten zuiden van Paramaribo gelegen) uitgenodigd. Hij moest tekst en uitleg geven over de vraag in hoeverre de belangen van de Javanen beter zouden kunnen worden behartigd indien de P.I. in een politieke partij zou worden omgezet. Soemita stelde voor de naam P.I. te veranderen in Koran Tuntunan Pustaka Islam, hetgeen betekende: “de Koran is de leer van de Islam”, afgekort KTPI. Hoewel de naam de geest van het geloof van het overgrote deel van de Javanen ademde, vonden de aanwezigen de naam niet representatief genoeg voor de Javaanse bevolkingsgroep. Omdat het overgrote deel van de Javanen de kleine landbouw beoefende, werd na heftige discussie de naam veranderd in Kaum Tani Persatuan Indonesia (Verenigde Indonesische Boeren). De geboorte van de eerste Javaanse politieke partij -door vele Javanen toegejuicht-, werd hiermee een feit.






Onder grote publieke belangstelling werd op 28 november 1948 in theater Luxor in Paramaribo de KTPI officieel tot politieke partij uitgeroepen. Iding Soemita werd groots onthaald. Hij was omringd door de bestuursleden van de KTPI en tientallen Banteng Hitams (in uniform geklede kaderleden)- en PRIS leden die voor de orde zorgden[12]. De Banteng Hitams kregen toen de opdracht de KTPI niet alleen te propageren maar tevens leden te werven en de aanhang te vergroten. Het betrekken van jongeren en ouderen voor propaganda en ondersteuningsactiviteiten, en het oprichten van verschillende organisaties in de districten, waren typerend voor Soemita’s manier van politiek bedrijven. De organisaties moesten opkomen voor het Javaanse belang. Net als bij Soekarno in Indonesia moesten de in uniform geklede kaderleden als decorum dienen tijdens het optreden van Soemita. Tevens was deze opzet bedoeld om de aanhankelijkheid van zijn achterban te demonstreren.


In verschillende dorpen benoemde hij een bestier (bestuur). Een dergelijk bestuur bestond uit zeer toegewijde oudere mannen die zijn opdrachten nauwgezet moesten volgen. Onbeduidende contributies, slechts als bewijs van het horen bij de KTPI en als een vorm van discipline, moesten maandelijks bij een dergelijk bestier worden gestort. De besturen hielden dit keurig bij (een boekhouding). De KTPI leden kregen ook een lidmaatschapskaart. Deze was groen en diende niet alleen als bewijs van loyaliteit, maar vaak ook als document om een positie te mogen bekleden binnen de Javaanse gemeenschap.


Gebruik van religie en cultuur Naast het bewerkstelligen van de massale terugkeer van Javanen naar Java, was een belangrijke motivatie voor Soemita om het leiderschap van de Javanen op zich te nemen, het behoud van het islamitische geloof onder de Javanen. Soemita meende dat zijn strijd conform de Wahjoe gedachte, door God was ingegeven. Hij zocht zijn aanhang vooral in religieuze organisaties. Zo werd deze leider ook voorzitter van de religieuze organisatie Ahmadia, waarvan de naam enkele malen veranderde (Suparlan 1976:338,339). Hij praktiseerde de Islam maar tegelijkertijd kregen de Javaanse adat en cultuur, die gebaseerd zijn op de pre-islamitische periode, bijzondere aandacht. Soemita wist dat Javanen trouw zijn aan hun opvoeding en cultuur en zich meestal vastklampen aan hun traditionele geloofsovertuigingen. Hij propageerde niet alleen de Javaanse cultuur maar tevens de wetten van Rila. Volgens de Rila filosofie is het hoogste doel van de mens het streven naar een volmaakt leven door het verrichten van goede daden ten behoeve van de mensheid. Soemita heeft ook de begrippen Narima (tevreden zijn) en Sabar (geduld) op zijn eigen manier aan zijn volgelingen weten over te brengen. Hij hield zijn achterban voor dat: “het tevreden zijn en het geduld kunnen opbrengen de basis moeten betekenen voor het leven van de mens”(Kartokromo 2006:52). Omdat deze opstelling goed paste bij de levenshouding van veel Javanen werd Soemita geaccepteerd als hun leider. Echter, buiten de Javaanse groep werd dit vaak niet goed begrepen.


Zijn strategie was altijd dat de religie boven de politiek moest staan. Een bekende uitspraak van hem was: “stem niet op mij maar stem op een Islamiet”. Ten opzichte van land- en lotgenoten stelde hij zich humaan en nederig op. Dat gaf hem een bijzondere uitstraling. Een andere uitspraak die Soemita vaak op politieke podia deed, was :”Zelfs al zou slechts een partijgenoot mij trouw blijven, ik zal hem leiden” (Kartokromo 2006:56).


Soemita’s bijzondere manier van politiek bedrijven was ook geïnspireerd door de praktijk in Indonesië, welk land hij in 1949 had bezocht. Zoals eerder aangehaald had hij door zijn betrokkenheid bij het Gotong Royong begrafenisfonds veel aanhang verworven. Net zoals Soekarno in Indonesië met zijn onafhankelijkheidsstreven het volk achter zich wist te krijgen, zo heeft Iding Soemita door zijn religieuze opstelling zijn achterban in verschillende dorpen kunnen mobiliseren. Overal propageerde Soemita de strijd van Soekarno. Zodoende kon hij de affiniteit van Javanen met Indonesië op sublieme wijze aanwakkeren. Het volkslied van Indonesië: het Indonesia Raya, werd steeds gepropageerd en uit het hoofd geleerd. Jong en oud moesten het kennen. Verscheidene bijeenkomsten werden plechtig geopend met het zingen van het Indonesia Raya. Eveneens moesten de rood witte vlaggen van de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging -conform Soemita’s opdracht-, worden uitgestoken. Dit, ten teken dat men achter dit streven stond.

Een begenadigd spreker

Niet alleen de organisatiestructuur van de KTPI en het gebruik van religie en cultuur waren de fundamenten van Soemita’s populariteit, ook zijn oratorische vermogens waren daarbij van groot belang. Hij was een begenadigd spreker die zijn toehoorders wist te overtuigen (zie Kartokromo in: Dagblad Suriname, 5 april 2008, Dew 1977:141). Gebruikmakend van zijn stem en gesticulerende gebaren kon hij zijn gehoor boeien. Met grappen kreeg hij de lachers op zijn hand. Soemita kon zijn achterban aan zich binden door zijn goed getimede optreden in het openbaar. Vanwege een speciale gave om zijn aanhang te kunnen overtuigen in alles wat hij beoogde, werd hij vaak als een mysticus gezien.
Zijn aanhangers beweerden dat Soemita een bijzondere tjekelan (kracht) bezat. Soms leek het alsof hij een toverkracht had. Een bekende bewering over hem is: “Pae bezat een geweldige rebowo (geestelijke uitstraling) die velen niet bezitten”. Bapak Iding Soemita kon “zijn mensen op hun gemak stellen” door hen gerust te stellen dat alles zeker terecht zal komen wanneer je vertrouwen hebt in hem (Kartokromo 2006:56-61).
Een fervente aanhanger van Soemita, (mevrouw M. van het dorp Canawapibo) stelt:
“Pak Iding heeft ons altijd gezegd dat wij niet bang hoeven te zijn, want alles komt terecht. Als hij zo tot ons sprak, leek het alsof hij ons had gehypnotiseerd. Hij sprak zeer overtuigend tot ons. Vandaar dat wij veel respect voor hem hadden” (Kartokromo 2006:58).
Maar Soemita kon ‘zijn’ mensen ook gezellig onderhouden door te praten over dagelijkse bezigheden. En ‘niet-Javanen’ kon hij bespelen door grapjes te maken in slecht Nederlands en Sranan, waarbij hij zijn Javaanse accent overdreef. Zo wist hij tijdens een zogeheten massameeting (een politieke bijeenkomst) in Paramaribo, waar veel Creoolse kiezers waren komen opdraven, zich populair te maken bij deze bevolkingsgroep. Veel toehoorders kwamen vooral luisteren naar de grappige Javaanse leider Soemita. Soemita speelde zijn rol met glans. Het waaide hard toen Soemita het woord nam. Een zinkplaat waaide weg en Soemita merkte met Javaans accent op: “Als Soemita praat, dak val om”. Dit zorgde voor een lachsalvo onder het publiek. Zwaar gesticulerend maakte Soemita nog enkele grapjes. In die tijd werden politieke toespraken gelardeerd met grapjes. Hierdoor werd Soemita ook populair bij mensen uit andere etnische groepen in Suriname[13]. In de politieke folklore van Suriname neemt Soemita dan ook een bijzondere plaats in.

Rol van toespraken en charisma

De politieke toespraken van Soemita geven een aardige kijk op zijn karakter en optreden. Hij gebruikte vaak beeldspraak die niet-ingewijden amper konden volgen. Via metaforen bracht hij over hoe zijn politieke vrienden hem probeerden te dwarsbomen en hoe hij deze te boven kwam. Hierdoor kreeg hij veel bewondering van zijn trouwe partijleden die in hem de ware leider zagen. In verschillende toespraken tot zijn landgenoten toonde hij zich meester in zijn rol. Met zijn vaak schorre stem en zijn Soendanese tongval begroette hij zijn achterban altijd in het Hoogjavaans: “Para sedulur, hetgeen min of meer betekende, mijn familieleden/lotgenoten. Soemita wist op meesterlijke wijze zijn gehoor naar zijn hand te zetten. Tijdens toespraken veranderde zijn stem van timbre om compassie op te wekken. Zo sprak hij in 1955 zijn achterban op meeslepende wijze, in het Hoogjavaans, in het dorp Lasai (Nieuw Meerzorg in het district Commewijne) als volgt toe:


“Para sedulur. Mijn politieke partner heeft mij willen breken. Hij heeft op allerlei manieren geprobeerd mij klein te krijgen, omdat ik populair ben geworden. Maar ik ben in de politiek gegaan, niet omdat ik het zo graag wil, maar het volk heeft mij gevraagd omdat ik een bijzondere kracht van God heb ontvangen (aku intohk Wahjoe). Ik heb verder hard mijn best gedaan om deze kracht te koesteren. Ik heb tot mijn eigen Ik (sing momong –awakkhu) gesproken. Ik heb gevast om kracht en bijstand. Maar zij die in de politiek om naam gaan, zullen het niet lang maken, want zij zijn niet eerlijk. Zij willen het volk misbruiken. Ik sta vandaag hier dankzij jullie. Jullie hebben mij geruggesteund in alles. Toen zij mij in het gevang wilden stoppen hebben jullie mij gesteund. Ik ben inderdaad gevonnist geworden, maar ik ben nog steeds jouw leider. Maar hij die mij klein wil krijgen is vandaag niet meer bij jullie. Ik zal en blijf bapak Soekarno bewonderen om zijn durf en positieve kracht om zijn volk te leiden. Bung Karno heeft veel geleden om zijn strijd tegen de wong Londo (overheersers) vol te houden. Hij werd verbannen en in de gevangenis gesmeten, doch was vastberaden. Hij was een gelovig mens. In zijn bedompte kamer riep hij om hulp aan Allah, de Almachtige. Hij heeft het volk gered door zijn geloof en doorzettingsvermogen. Laten wij met ons allen zijn voorbeeld volgen” (Kartokromo 2006:56).
Soemita boog even zijn hoofd en ging door:


Para sedulur, ondersteun mij in mijn streven om jullie te leiden. Er zullen in de loop van mijn strijd teveel beproevingen zijn die ons proberen te verdelen. Denk maar aan mijn eigen medestrijders die vandaag hoog en droog hier naast mij zitten. Ik weet dat zij terug zouden komen, omdat ik mijn politieke vrienden die met mij overal zijn gegaan niet zal pesten. Neen. Ik heb ze allemaal nodig om mijn doel te bereiken. Zullen wij deze leden met veel respect begroeten. Ik heb verdriet als ik zo hoor hoe mensen mij proberen kwaad aan te doen. Ik laat alles aan mijn Almachtige over. Maar lotgenoten, wees gerust ik zal bij jullie blijven, al is er maar een die mij trouw blijft” (Kartokromo 2006:57).
Hij richtte zich in zijn toespraken ook tot de vrouwen die vaak aanwezig waren op deze bijeenkomsten. Ter illustratie een toespraak voor de bewoners van het dorp Canawapibo, toen een verzoek van de dorpsbewoners om grond langs de hoofdweg te bebouwen, werd gehonoreerd door de overheid dankzij de inzet van Soemita. Hij begon zijn toespraak als volgt in het hoogjavaans:

“Para sedulur, ik ben vanmiddag hier gekomen om jullie te bedanken voor jullie ondersteuning. Aan de vrouwen mijn oprechte dank voor de wijze waarop zij voor mijn medewerkers hebben gezorgd. Jullie hebben ons verwend, terwijl wij jullie niets terug kunnen geven. Jammer, maar Allah zorgt voor ons allen. Geld heb ik niet om jullie te geven, want dat gaat zo op als ik van hier vertrek”.

Soemita haalde zijn zakdoek te voorschijn en veegde zijn ogen schoon. Bijna snikkend vervolgde hij zijn toespraak.

“Para sedulur, ik weet dat jullie echt hard moeten strijden om te leven. Inderdaad het is erg hard, maar we moeten volhouden, want wie bang is voor tegenslagen (godoh) zal niets bereiken. Mannen gaan jullie hard werken om vooruit te komen. Gaan jullie niet meer dobbelen. Stuur jullie kinderen naar school, want anders blijven jullie dom. Ik, neen, jullie hebben het verdiend, want... ik moet jullie mededelen dat jullie vanaf morgen langs de hoofdweg mogen wonen. Ons verzoek is goedgekeurd. Laten wij God danken voor ons geduld en het lang wachten” (uit: Archief van Kartokromo).


Soemita wist, door zijn woorden zorgvuldig te kiezen en bescheiden te blijven, respect af te dwingen van zijn achterban. Voor een aanzienlijk deel, van de toen grotendeels ongeletterde Javaanse gemeenschap, was zijn woord wet.. Hij werd door velen geëerd en aanbeden, slechts door enkelen verguisd. Sommige politici waren jaloers op Soemita vanwege zijn eenvoud en zijn bijzondere kracht. Maar Iding Soemita wàs de leider van de Javanen, recht door zee met al zijn tekortkomingen.


Tegenstanders


Bapak Soemita bleef de dominerende politieke leider en heeft slechts weinig belangrijke politieke tegenstanders binnen de Javaanse gemeenschap gehad. Zijn eerste belangrijke tegenstander was Salikin Hardjo, ambtenaar en opzichter bij de Hygiënische dienst. Hardjo richtte in 1947 de politieke partij PBIS (Pergerekan Bangsa Indonesa Suriname, unie van Indonesiërs in Surinamers) op.
De PBIS representeerde in tegenstelling tot de KTPI, de meer ontwikkelde Javanen. In religieus opzicht was er ook verschil: tot de PBIS behoorden alleen hervormers, terwijl alle traditionalisten en een kleine groep hervormers de aanhang van de KTPI vormden.

Een opvallend verschil was verder dat de PBIS, in tegenstelling tot de KTPI, bepleitte dat de Javanen zich op Suriname zouden moeten oriënteren. Vooral eind jaren veertig en begin jaren vijftig woedde er een heftige strijd binnen de Javaanse gemeenschap tussen aanhangers van beide partijen. Zelfs familieleden werden openlijk tot elkaars vijanden verklaard. Er waren onderlinge boycotcampagnes tussen KTPIers en PBISers. Bijvoorbeeld met betrekking tot het doen van boodschappen in de winkel. Als men de KTPI lidmaatschapskaart desgevraagd niet kon tonen, werd men verdacht van weinig loyaliteit aan Javaanse belangen (Breunissen 2001:34-50, Derveld 1982:40,41).

In de strijd tussen Hardjo en Soemita om het leiderschap van de Javanen, trok Hardjo aan het kortste eind. Een aantal factoren speelden daarbij een rol. Reeds bij de eerste verkiezingen in 1949 verloor de PBIS van de KTPI. Hardjo verzamelde slechts 884 stemmen, terwijl maar liefst 2.325 mensen kozen voor Soemita’s partij. Hardjo had in eerste instantie zijn organisatie opgericht om de Javanen geestelijk en economisch te verheffen. Hij miste echter de culturele bagage die noodzakelijk was, wilde hij de Javanen achter zich krijgen. Bovendien was zijn nuchtere zakelijke benadering in die tijd niet de juiste manier om de Javaanse gemeenschap te mobiliseren. Soemita appelleerde door zijn emotionele en zachtmoedige benadering beter aan de gevoelens van de meeste Javanen. Volgens Breunissen was Hardjo veel serieuzer dan Soemita. In zijn redevoeringen probeerde hij “de verschillende kanten van een zaak te belichten en hield genuanceerde verhalen. Hardjo vertelde over de werkelijkheid , Soemita liet de mensen dromen”(Breunissen 2001:53).

In 1948 hebben.vooraanstaande Javanen getracht Soemita en Hardjo te verzoenen met elkaar. Dit gebeurde tijdens een bijzondere vergadering in theater Bellevue. Omdat de meningen van beide leiders ver uiteen lagen, was deze poging tot samenwerking ten dode opgeschreven. De animositeit tussen de aanhangers van beide groepen was bijzonder groot. Een toenadering om samen het belang van de Javanen te behartigen was niet mogelijk, laat staan om een blok te vormen[14]. In 1954 remigreerde een groot deel van de PBIS aanhang naar Indonesië. Het schip Lankuas vertrok toen met 1010 passagiers (Mitrasing 1959:247). Ook de gedesillusioneerde Hardjo remigreerde in 1955 met een groep Javanen naar Indonesië[15]. Zijn plaats werd ingenomen door de heer S. Djojoprajitno. Deze was een felle tegenstander van Iding Soemita, doch vanwege zijn nogal starre houding kon hij Soemita niet aan.

De rol van intellectuelen en jongeren


Pas in 1963 kwam de riante positie van Soemita in de KTPI in gevaar. Dit gebeurde na de oprichting van de Kerngroep binnen de KTPI, bestaande uit jonge ambitieuze ambtenaren. Toch lukte het de Kerngroep, die vernieuwing en in het bijzonder democratie binnen de KTPI eiste, niet direct om de macht van Soemita te breken. Het verwijt dat Soemita trof was dat hij geen jongeren wilde betrekken bij zijn beleid en politiekvoering. Ook intellectuelen die kozen voor een zakelijke, in plaats van een religieuze en symbolische aanpak, alsmede een sterkere oriëntatie op en integratie in Suriname, in plaats van terugkeer naar Indonesië kregen bij Soemita weinig gehoor. Enkele intellectuelen wilden zich vanwege de geringe westerse opleiding en de politiek van geduld en tevredenheid, liever niet associëren met Soemita. Daar had hij totaal geen moeite mee. Hij was stellig in de opvatting dat alleen ouderen het recht hadden zich bezig te houden met politiek. Immers, jongeren waren nog niet rijp genoeg om de ins en outs van het politieke bedrijf te begrijpen. Hij meende dat de jongeren eerst ervaring moesten opdoen. Pas daarna waren zij geporteerd om tegenslagen in de politieke arena te kunnen incasseren.
Soemita recruteerde wel jongeren om zijn decorum te versterken. Zo bestond de PRIS uit jonge mannen die op gezette tijden de verschillende evenementen luister moesten bijzetten. Ook gebruikte hij vaak jongeren om zijn plannen voor te bereiden, zoals bij landaanwinningsprojecten. Voor assistentie tijdens propaganda-activiteiten mochten de jongeren ook komen opdraven.

Bovendien beschouwde deze leider de jongeren toen als “Wong Jawa Asin”, zij die in Suriname geboren zijn. Volgens Iding Soemita hadden de jongeren te weinig levenservaring om op gelijke voet met kollots (ouderen) te communiceren. Tevens wilde Soemita zelf niet door Wong Jawa Asin geleid worden. Er moest in die tijd volgens Soemita een sterke hand zijn om op politiek gebied leiding te geven aan de Javanen. Soemita bleef dan ook vanaf 1948 tot zijn aftreden in 1970 afwisselend voorzitter, penningmeester en secretaris van de KTPI.

Pas halverwege de jaren zestig kwam er een serieuze bedreiging van een andere partij. Een deel van Javanen richtte de partij SRI (Sarekat Rakyat Indonesia) op. De SRI had mede ten doel de macht van Soemita en de KTPI in het kiesdistrict Commewijne te breken. Onder leiding van R. Karsowidjojo kon de SRI, dankzij de steun van de Hindostaanse partij, de VHP, en het Hoge Kommissariaat van de Republiek Indonesia de KTPI in 1967 en 1969 tijdens twee opeenvolgende verkiezingen verslaan (Dew 1977:141). Tuusen het hoge Ko0mmisariaat en Soemita boterde het niet goed. Soemita meende dat het Hoge Kommissariaat zich te veel bemoeide met interne aangelegenheden i.c. de Javaanse gemeenschap van Suriname (Kartokromo 2006:40).


De Javaanse gemeenschap was inmiddels uiteen gevallen in verschillende politieke groeperingen. Vanuit de rukun-gedachte (streven naar harmonie) die tot de adat (gewoonte) van Javanen behoort, is in 1968 nog getracht eenheid te stimuleren in de Javaanse bevolkingsgroep. Daartoe werd op initiatief van de heren Willy Soemita (zoon van Soemita) van de KTPI, F. R. Karsowidjojo van de SRI en S.Djojoprajitno van de PBIS op 17 november 1968 de “Satrya” (sasama tri karya: drie in een) in Theater Bellevue geproclameerd. Men hoopte zodoende de toenemende rivaliteit tussen de Javaanse politieke partijen in te dammen.
Imago: onberekenbaar en grappig Door de bijzondere positie die Soemita en zijn KTPI innamen in het politieke landschap was het optreden van Soemita van cruciaal belang. Soemita was door zijn sterke basis en het demografische overwicht van het aantal Javanen in het kiesdistrict Commewijne verzekerd van twee statenzetels voor zijn partij KTPI. In het kiesdistrict Commewijne vormden de Javanen de meerderheid en vanwege het winners takes is all stelsel en etnisch stemgedrag bleef de KTPI tot 1967 winnaar in dit kiesdistrict. Hij maakte handig gebruik van de zogeheten wippositie of beter gezegd balancing rol in de Staten van Suriname, die tot het jaar 1963 slechts 21 Statenleden telde[16]. De KTPI had 2 cruciale zetels die vaak doorslaggevend waren bij de vorming van een nieuwe regering en bij stemmingen over wetsvoorstellen in de Staten van Suriname. De ene keer stemde hij voor de coalitie en de andere keer ging hij mee met de oppositie.


Zo stelde hij in de Staten van Suriname, tijdens een stemming in 1950: “Ik was van de coalitie en nu ben ik van de oppositie”. Soemita bezocht in 1950 als Statenlid de RTC (Ronde Tafel Conferentie) in Nederland en was opgenomen in de delegatie van de oppositie, maar liet weten niet tot enige coalitie en/of oppositiegroep te behoren (Breeveld 2001:153)[17].
In 1951 liep hij over van de coalitie naar de oppositie. Op de opmerking dat hij niet van twee wallen moest eten stelde Soemita:”als oppositie mag ik nu wel van twee wallen eten “ (mededeling gedaan door voormalig Statenvoorzitter E. Wijntuin in 2006). In 1956 werd hij zelfs uit de gevangenis gehaald om voor een wet te stemmen om een contract mogelijk te maken het garnalenbedrijf Schweig en de Surinaamse overheid. De wet werd met een krappe meerderheid van 11-10 aangenomen, omdat twee leden van de coalitie tegen hadden gestemd (Sedney1977:64, Dew1978:115).


Door het onberekenbare gedrag van Soemita werd hem vooral buiten de Javaanse groep onbetrouwbaarheid verweten. Hij kreeg het imago van een onberekenbaar persoon en grappenmaker[18]. Ter illustratie van zijn grappige kant hierbij enkele voorbeelden. Soemita werd meestal gecorrigeerd om zijn Nederlands taalgebruik. Vermeldenswaard is dat hij vaak in de Staten van Suriname de brood in plaats van het brood zei. Iding Soemita riposteerde met de opmerking: “Voorzitter, de brood, het brood, brood blijft altijd brood”.
Interessant is ook een voorval te memoreren waarbij een statenlid met veel pathos een Franse filosoof in het Frans citeerde om zijn kennis te etaleren in de Staten van Suriname. Het statenlid Soemita vroeg vervolgens het woord en debiteerde enkele zinnen in het Hoogjavaans. Na lachbuien van collega’s vroeg de voorzitter aan Soemita waarom hij iets in het Javaans zei, terwijl hij wist dat niemand behalve Soemita zelf het Javaans verstond. Soemita merkte droogjes op dat het geachte Statenlid iets had gezegd in een taal die hij niet verstond. Hij heeft als tegenreactie daarop iets in het Hoogjavaans gezegd wetende dat anderen hem evenmin zullen verstaan. Soemita was een spitsvondige figuur. Toen hij een keer beweerde dat de helft van de leden van de Staten niet slim genoeg was, verzocht de voorzitter hem deze beledigende opmerking terug te nemen. Soemita riposteerde met de opmerking: Meneer, de voorzitter de helft van de leden van de Staten is slim[19].


Toch moet niet de conclusie worden getrokken dat Soemita dom was, zoals toentertijd over Javanen werd gedacht. Soemita had veeleer een doordachte wijze van opereren en een strategische opstelling. Er was eerder sprake van boerenwijsheid. Hij gebruikte de Hindostaanse jurist A. Karamat Ali om de belangen van de achtergestelde Javaanse groep goed te (laten) verwoorden (Derveld 1982:40). Zo diende Soemita in 1950 een motie in bij de Landsregering waarin hij: “de Regeringsraad verzoekt een commissie in te stellen tot onderzoek naar de economische, sociale en culturele achteruitgang van de Indonesische bevolkingsgroep in Suriname met de opdracht aan deze om van advies te dienen over plannen en maatregelen zo nodig voor de opheffing en ontwikkeling van bedoelde bevolkingsgroep in Suriname” (De Surinamer 21 maart 1950). Er is niets bijzonders gebeurd met deze motie, omdat dergelijke moties meer als ‘statements’ werden beschouwd.


Functioneren in de Staten van Suriname In de Staten van Suriname werd deze Javaanse leider niet als een inhoudelijk bekwaam Statenlid gezien. Soemita kon nauwelijks Nederlands lezen en begreep vaak de portee van de wetsvoorstellen niet. Niettemin had hij een bijzondere positie omdat de stem van de KTPI doorslaggevend kon zijn bij stemmingen. Men wist vaak niet of de KTPI voor of tegen zou stemmen. Soms was Soemita op zijn Javaans por (voor) en vervolgens afhankelijk van reacties van zijn adviseurs die hem met vingerwijzigingen instrueerden weer teggen (tegen) bij de stemmingen. Dit leidde vaak tot grote hilariteit onder de aanwezige Statenleden en het publiek. Er verschenen ook spotprenten in de kranten met Bapak Iding in de hoofdrol. Hij kreeg de bijnaam “Por”. Algemeen werd aangenomen dat hij de spreekbuis was van mede- KTPI Statenlid, de heer A. Karamat Ali die ook zijn toespraken bedacht. Befaamd is zijn uitspraak:“Ik sluit mij bij de vorige spreker aan”, nadat zijn mede KTPI Statenlid had gesproken (Derveld !982:40)[20].


Vooral tijdens de regering van Ferrier (1955-1958) maakte Soemita handig gebruik van zijn balancing rol. Ook liet Soemita niet met zich sollen. Eens, toen de toenmalige Minister President Ferrier voorstelde om een verzoek van Soemita pas de volgende dag in de Staten te behandelen, handelde hij kordaat. Een gekrenkte Soemita zei onverwachts tegen zijn partijgenoten. “Wis, ajoh mulih”, genoeg, laten we weg gaan.” Gedwee en vol respect volgden zijn partijgenoten hem toen hij de vergaderzaal van de Surinaamse Staten uitliep met achterlating van de verbouwereerde Statenleden. Er moest steeds veel gepraat worden om de steun van Soemita voor de regering te behouden. Zo drong hij nadrukkelijk bij de regering aan op de aanleg van vestigingsplaatsen ten behoeve van Javaanse gezinnen. Op 9 augustus 1957 liet hij op zijn kenmerkende wijze weten dat de Javanen: geen diamant, geen goud, geen zilver vragen, ze vragen slechts een stukje grond (Azimullah 1996:140).


Op 24 maart 1958 meldde hij de regering fijntjes dat de KTPI de regering niet meer zou steunen (Breeveld 2001:213). Niet lang daarna viel het kabinet Ferrier; overigens niet door toedoen van de KTPI, maar de terugkeer van twee VHP statenleden naar de oppositie (Azimullah 1996:143). Verrassend genoeg ging Soemita, nadat zijn onderhandelingen met de NPS en de VHP onbevredigend waren verlopen, toch weer samenwerken met de partijen van de vorige regering, die nu samen de nieuwe regering vormden (Azimullah 1986:143). Hij verklaarde dat hij als een verloren zoon was teruggekeerd, omdat de VHP en NPS hem zouden hebben misleid [21]. Toen de NPS-VHP regering echter naar zijn mening goed presteerde, stelde Soemita als lid van de oppositie in 1959: Ik heb waardering voor de regering, ze mogen wat mij betreft nog 8 jaar blijven zitten[22].


In 1963 heeft Soemita tijdens de verkiezingen samengewerkt met de NPS en VHP. De KTPI trad toe tot de regering en kreeg de portefeuille van Minister voor Economische Zaken. Maar ook in deze regeringsperiode van 1963 -1967 bleek Soemita onberekenbaar. Hij wisselde maar liefst viermaal de KTPI minister (Ooft 1972:257-258). De laatste KTPI-minister, S. Rakim liet zich echter niet zomaar opzij schuiven en voegde zich bij de NPS. Zodoende verzwakte hij de positie van Soemita (Dew 1977:141). Na de door Soemita verloren verkiezingen in zijn kiesdistrict in 1967 (gewonnen door de SRI en VHP combinatie) was de politieke rol van deze kleurrijke figuur grotendeels uitgespeeld.

Felle tegenstander van de onafhankelijkheid


Iding Soemita was een felle tegenstander van de onafhankelijkheid van Suriname. Hij toonde zich reeds bij de totstandkoming van het Statuut in 1954 een tegenstander van beperkte autonomie. De 40.000 Javanen die merendeels voor de Indonesische nationaliteit hadden gekozen, zouden als vreemdeling in Suriname hun kiesrecht kwijtraken[23]. Ook tijdens Ronde Tafel Conferentie van 1961 bleek Soemita tegenstander van autonomie te zijn. Hij was tegen de proclamatie van de onafhankelijke republiek Suriname. Hij meende dat na een soevereinteitsoverdracht de Javanen onder de voet zouden worden gelopen door Creolen en Hindostanen (Meel 1999:344). Nadat de KTPI in 1967 de verkiezingen verloor droeg hij gaandeweg het politiek leiderschap over aan zijn zoon Willy Soemita. In 1970 trad hij formeel terug als voorzitter van de KTPI. In 1972 trok deze flamboyante politicus zich helemaal terug uit de actieve politiek. Op de achtergrond bleef hij echter invloedrijk. De KTPI ging 1973 een samenwerking aan met de politieke partijen die voor de onafhankelijkheid van Suriname waren. Iding Soemita kwam hierdoor in conflict met zijn zoon Willy Soemita. Daarna heeft Iding Soemita zich echter nauwelijks in het openbaar geuit over politieke kwesties [24]. Bapak Iding Soemita bereikte de hoge leeftijd van 93 jaar en stierf op 18 november 2001. Hij werd conform zijn levenswijze op sobere wijze begraven (Kartokromo 2006:111).


Willy en Iding Soemita met familie


Een innemende leider Dat Soemita ondanks al zijn tekortkomingen zo lang zonder veel noemenswaardige tegenstanders politiek leider van de Javanen kon blijven is fascinerend. Temeer als wij met name zijn inconsistente gedrag en het feit dat hij voor fraude zelfs in de gevangenis heeft gezeten in ogenschouw nemen. Wat betreft zijn inconsistente gedrag is de kwestie rond de terugkeer naar Java illustratief. Soemita bezocht in 1949 Indonesië en President Soekarno om de terugkeer van de Javanen te bepleiten. Terwijl hij hartstochtelijk de terugkeer naar Indonesië predikte, keerde hij zelf curieus genoeg -als niet in Suriname maar in Indonesië geboren burger-, niet terug naar Indonesië. Sterker nog: hij nam zelfs de Nederlandse nationaliteit aan op 18 juli 1950. Dit, in tegenstelling tot de meerderheid van de Javanen die opteerden voor de Indonesische nationaliteit[25]. In 1950 werd de leider Soemita door zijn tegenstanders ook beschuldigd van verduistering van een deel van het geld die Javanen bij hem spaarden voor hun terugreis naar Java. De KTPI organiseerde echter een massale demonstratie om Soemita te ondersteunen (Dew 1977:89). In 1956 werd Soemita beschuldigd van zwendel met 25.000 gulden en werd voor enige tijd gevangen gezet. Bovendien was Soemita min of meer de alleenheerser van de KTPI. Volgens Kartokromo was hij zelfs “een politieke dictator” (Kartokromo 2006:52,111).

Dat Soemita de positie en status van politiek leider verwierf, deze consolideerde en welhaast onkwetsbaar bleef, heeft te maken met de volgende factoren:
Allereerst had hij door zijn sociale activiteiten en zijn belangenbehartigende rol in jaren dertig een veertig vertrouwen verworven en een gezagspositie opgebouwd binnen de Javaanse gemeenschap. Ten tweede had hij een strakke organisatiestructuur geschapen en kaderleden via de KTPI en de twee semi-militaristische organisaties Banteng Hitams en PRIS. In de derde plaats had hij via de religie en prediking van bepaalde waarden die goed aansloten bij de Javaanse ethos de positie van een soort “Messias” van Surinaamse Javanen verworven. Tenslotte kon hij de heersende (voor)oordelen over Javanen die vaak als dom en naïef werden aangezien, gebruiken om een onderlinge hechte band (met elkaar) te smeden als underdogs. Het gegeven dat Soemita zelf door niet–Javanen als underdog en ‘dom’ werd beschouwd was voor veel Javanen om Soemita als hun leider te beschouwen.


Daarbij maakte hij handig gebruik van oratorische gaven. Ter illustratie een toespraak op een bijeenkomst in Lasai in het district Commewijne. Nadat de conferencier op oosterse wijze de aanwezigen welkom had geheten, debiteerde Soemita:
“Para sedulur (=lotgenoten), ik word overal uitgemaakt als te zijn een domme Javaan in de politiek, die geen Bahasa blanda (Nederlands) kan praten. Dat is inderdaad waar, ik kan dat niet helpen, maar ik zal jullie niet teleurstellen, want hoe krom het ook mag zijn, ik zal mijn best doen om dat te leren, zoals ik het Hoogjavaans ook heb moeten leren, want ik ben een rasechte Soendanees.” (Kartokromo 2006:58)


Iding Soemita onderbrak zijn toespraak enkele minuten om de reactie van zijn gehoor te polsen. Een methode die hij vaak toepaste om zijn kracht te testen en tevens om op de gevoelens van zijn publiek in te spelen. Daarna nam hij met een meeslepende zachte stem wederom het woord:
“Maar lotgenoten, wees niet bang, zoals onze voorouders ons hebben geleerd dat wij zoveel als mogelijk een eigen hutje moeten hebben (wong urip perlu duwe awuh) waar wij met onze kinderen kunnen wonen, zal ik ervoor vechten om dat te realiseren. Jullie weten allemaal dat de gronden die jullie nu bewerken uitgeputte gronden zijn, maar liever een stukje uitgeputte grond, dan hier en daar “diesampeerke”(gesmeten) aan de rand van de stad of diemondoke (inwonen) bij kennissen. Ik ben alvast heel erg blij en trots wat de vrouwen van Lasai voor ons hebben gedaan, om ons eten te geven en op hun eigen manier ons te verwelkomen. Maturkesuwun (Bedankt). Ik wil jullie allemaal gerust stellen dat ondanks de vele bejegeningen en aantijgingen op mijn adres, ik niet zal rusten om mijn doel te bereiken. De tijd zal ons leren, wie daadwerkelijk voor de belangen van hun achterban vecht. (Kartokromo 2006:59).


Opmerkelijk is dat Soemita binnen de Javaanse gemeenschap nauwelijks grappen maakte. Zijn toespraken hadden een opvoedende en vormende strekking. Terwijl hij buiten de Javaanse gemeenschap met (gespeeld?) zwaar Javaans accent poogde sympathie te verwerven door middel van koddigheid. Velen begrepen Soemita’s optreden niet. Maar zijn achterban begreep hem maar al te goed, wanneer hij op pad ging om ‘zijn’ mensen te motiveren, niet alleen op politiek gebied maar vooral op sociaal-maatschappelijk terrein. Hij spoorde de mannen aan om niet meer te gaan dobbelen, om hun kinderen naar school te sturen en tevens om zich te verenigen. Soemita maakte goed gebruik van zijn humor en spitsvondigheid om op bepaalde momenten de juiste grappen en commentaren te debiteren waardoor hij medeleven opwekte. Sterker nog: door zijn zachtmoedigheid en eenvoud was hij innemend.

Dew stelt dat Soemita een “cunning ability to play the fool” bezat om een goed doel te bereiken (Dew 1978:141). Hij was niet confronterend en polariseerde niet maar ging soms tot het uiterste om de Javaanse belangen te dienen. Kortom: Soemita was een innemende persoonlijkheid. Hardjo, een van zijn tegenstanders van het eerste uur zei achteraf dat hij Soemita best een aardige kerel vond: “Hij was een beetje clownachtig. Hij hield van grappen maken. Als wij elkaar in die tijd tegen kwamen, spraken we gewoon met elkaar. Hij was een politieke tegenstander, maar we hebben nooit ruzie gemaakt. Ruzie maakten de leden” (Breunissen 2001:33). Zelfs politici die door hem zijn belazerd, zoals voormalig parlementsvoorzitter E..Wijntuin laten desgevraagd weten “dat hij nog steeds om Soemita moet lachen en geen rancune koestert”.
Bijzondere verdiensten Het imago van Javanen was in de periode dat Soemita politiek actief was nogal negatief. Javanen werden vaak gestereotypeerd als domme, zwijgzame en ongeschoolde burgers. Vaak werden Javanen gepest als schijtopruimer (Japanese puru sket) of pindaboer, omdat met name Javanen werkzaam waren in deze sectoren. Vanwege hun lage schoolopleiding en (meestal) gebrek aan begeleiding moesten Javanen werken als vuilophalers, handlangers, tuinarbeiders, pindaverkopers en marktverkopers. Typeringen als law-law japanesie (gekke Javaan), den don Japanesi (die domme Javanen) kwamen vaak voor. Niet zelden werden Javaanse vrouwen beschouwd als prostituees en lichtzinnig van aard. Veel Javanen waren opgezadeld met een minderwaardigheidscomplex als recentelijk gearriveerde immigranten, die zich niet konden aanpassen aan de heersende Surinaamse gewoonten. Het is tegen deze achtergrond dat het politiek functioneren van Soemita moet worden geplaatst. Soemita is hoe dan ook de emancipator geweest van de Javanen. Zo stimuleerde hij vooral de vrouwen om hun gezondheid (hygiëne) aandacht te besteden en hun kinderen goed op te voeden. De mannen werden afgeraden om te dobbelen, maar hard te werken; de Javanen moesten zich ook houden aan een sobere levensstijl. Soemita heeft in de Staten van Suriname gepoogd voor de Javaanse groep het beste uit de kan te halen. Soemita was een etnische belangenbehartiger pur sang. Een bijzondere verdienste van Soemita is dat hij weliswaar zelden opkwam voor het algemeen belang, maar hij heeft nooit de Javaanse groep opgehitst tegen andere etnische groepen. Hij streefde naar harmonie en heeft in de cruciale jaren van opkomende etnische politiek gekozen voor de verbroederingspolitiek en niet voor polarisatie. Zelden heeft hij een toespraak gehouden waarin hij zich over het nationale belang van Suriname uitliet of de economische ontwikkeling van Suriname. Wel steunde hij al in de jaren vijftig het voorstel van Pengel om 1 juli, de datum van de afschaffing van de slavernij tot nationale feestdag te verklaren.


Soemita was ook tegen de onafhankelijkheid van Suriname, maar voor een dominionstatus en voor een cultureel diverse regering. Zijn zoon Willy heeftechter als leider van de KTPI zeer tegen de zin van Iding mede de onafhankelijkheid van Suriname in1975 tot stand gebracht. Iding Soemita was eigenlijk meer op de Javaanse groep en Indonesië georiënteerd dan op de brede Surinaamse gemeenschap. In de toenmalige politieke verhoudingen en de marginale positie die de Javaanse groep innam is dit begrijpelijk. Volgens Dwarka Panday (Dagblad Suriname, 24 januari 2005) wilde Soemita het liefst dat de Javanen bij elkaar moesten wonen en hun cultuur behouden en niet opgaan in andere groepen. De ideologie die werd gepropageerd was Mangan, ora mangan, popkoke angger kumpol (of wij nou eten of niet, of wij nou vooruitkomen of niet, het ideaal is om bij elkaar te blijven wonen). Er werd een besef gekweekt van afscherming tegen de wong kono-an (de mensen van buiten de eigen groep). Andere auteurs zoals Kadi Kartokromo stellen echter dat de politicus David Findlay die zich in de jaren vijftig scherp afzette tegen de Hindostaanse en Javaanse groep en de vrees aanwakkerde voor de dreiging van Aziatische dominantie van Suriname, dit eenzijdige beeld van Soemita heeft gecreëerd.


Hoe dit ook zij: het is begrijpelijk dat Soemita gegeven de achtergestelde positie van de Javanen primair voor zijn eigen groep opkwam en uit machtspolitieke overwegingen de groep bij elkaar wilde houden.


Naast zijn rol als leider en vertegenwoordiger van de Javanen in Suriname heeft Soemita vooral landbouwpercelen in de districten Saramacca en Commewijne kunnen realiseren voor de Javaanse groep. Enkele bekende projecten in dit verband zijn: Catharina Sophia, Project Voorburg, Sorgvliet, De Hulp en Welgevallen (Kartokromo 2006:59).
Het patronagesysteem werd sterk door hem gestimuleerd in de vorm van het toewijzen van landbouwpercelen als tegenprestatie voor trouw en loyaliteit aan de KTPI. Hij wisselde vier maal de Minister van Economische Zaken in korte tijd. Vervolgens werden deze ex-ministers in een hoge ambtelijke schaal “ambtenaar ter beschikking”.

Conclusie


Bapak Iding Soemita heeft in jaren dertig en veertig een belangrijke rol gespeeld als belangenbehartiger van de Javanen in Suriname. Van 1946 tot 1967 was hij het politieke gezicht van de Javaanse gemeenschap. Soemita was politiek actief in een periode waarin de Javaanse gemeenschap in Suriname een achtergestelde positie innam en velen terugverlangden naar Indonesië. Als een -niet in Suriname geboren- burger had Soemita weinig affiniteit met het algemeen Surinaamse belang. Hij was een etnisch leider pur sang die opkwam voor de verheffing van de positie van de eigen groep en opheffing van achterstelling. Daarbij maakte hij gebruik van de religie, de Javaanse adat, zijn redenaarstalent en patronage binnen de eigen gemeenschap. Hij hield toespraken in het Hoogjavaans en werd gewaardeerd en geprezen om zijn gave om gevoelige snaren te raken bij vooral de oudere Javanen. Buiten de Javaanse gemeenschap was zijn reputatie minder florissant; hij was onberekenbaar maar toch innemend. De Javaanse groep verkeerde ten opzichte van de Creoolse en de Hindostaanse groep tot in de jaren zeventig in een achtergestelde positie.


Soemita moest bovendien functioneren in een politieke omgeving waarin zowel hij als zijn achterban niet altijd serieus werden genomen. Hoewel Bapak Iding Soemita de Nederlandse taal nauwelijks beheerste en zijn slechte taalgebruik in het Nederlands en Sranan niet zelden tot hilariteit leidde, was hij niettemin een machtsfactor in de Surinaamse politiek. Door de balancing rol van zijn partij KTPI was hij een factor waar rekening mee moest worden gehouden. Hij kon zorgen voor de benodigde zetels om te (blijven) regeren en kon als tegenprestatie voor regeringsdeelname zwaardere eisen stellen dan op grond van het aantal zetels dat zijn partij in het Surinaamse parlement had.[26].


Iding Soemita heeft kunnen bewerkstelligen dat Javanen landbouwgrond toegewezen kregen. Bapak Soemita wilde de Javaanse groep echter zoveel mogelijk bij elkaar houden en niet laten opgaan in de Surinaamse samenleving. Niettemin heeft hij nooit gekozen voor etnische polarisatie. Soemita heeft in zijn politieke opstelling rekening moeten houden met het “terugkeer naar Java syndroom”, het ontbreken van politieke scholing en intellectueel kader in de Javaanse gemeenschap, de achtergestelde positie en het negatieve imago van Javanen.
Met zijn kennis op het gebied van de Islam, zijn redenaarstalent, zijn gedrevenheid dankzij de nationalistische beweging in het toenmalige woelige Indonesië, en de gemotiveerde medewerkers van organisaties als de Banteng Hitams en PRIS heeft Soemita een grote aanhang, als de merdeka-figuur kunnen verwerven (Kartokromo 2006:54)
Gelet op de plaats van de Javaanse gemeenschap in de periode 1946-1970 moet Iding Soemita beschouwd worden als de pionier en voortrekker van de Javanen om in de Surinaamse maatschappij een plaats te verwerven die zij verdienen. Hij heeft de Javanen mondig gemaakt. In verschillende districten verzocht hij zijn volgelingen niet meer te gaan dobbelen, hun geld goed te besteden en hun kinderen naar school te sturen. Ondanks zijn geringe westerse schoolopleiding, doch in het bezit van een grote kennis van zijn eigen taal en cultuur, kon hij -hoewel hij zelf was gemigreerd als contractarbeider en niet in Suriname geboren- lange tijd politiek leider blijven.


Bapak Iding Soemita, later bekend als paé, profileerde zich ook als religieuze leider zonder in religieus fanatisme te verzanden en in politiek-religieuze problemen te geraken. In de Surinaamse politiek speelde Iding Soemita zowel in de nationale politiek als binnen zijn eigen groep een zeer belangrijke rol. Hij heeft de terugkeerfilosofie naar Java als slogan gebruikt, maar is zelf niet teruggekeerd naar Java. Hij was een zachtmoedige doch autoritaire leider, maar kon soms ook toegeeflijk zijn. Vestigingsplaatsen van Javanen en landaanwinningsprojecten zijn stille getuigen van zijn optreden in de politiek geweest.


Maar door de emancipatie van de Javanen in Suriname en de groei van de groep Javanen die in Suriname was geboren, is het niet verwonderlijk dat Soemita gaandeweg ook binnen de Javaanse gemeenschap kritiek kreeg van intellectuelen en jongeren.


Na de terugtrekking van Bapak Iding Soemita uit de actieve politiek in 1967 ontstond ook meer politieke pluriformiteit onder Javanen in Suriname. Er zijn verschillende Javaanse partijen die samenwerken in verschillende partijcombinaties met andere politieke groeperingen. Soemita behoorde tot de eerste generatie politieke leiders onder de Javanen in Suriname. Zij opereerden vanuit de harmoniegedachte. Bij de tweede generatie Javaanse leiders zien we een attitude van confrontatie en een sterkere oriëntatie op Suriname. De huidige dominerende politieke leider van Javanen, S. Somohardjo is zelfs voorzitter van Surinaamse parlement geworden. Gelet op de verdiensten van Iding Soemita, in het bijzonder zijn emanciperende rol ten behoeve van de Javanen zou een standbeeld van Soemita, tussen de standbeelden van Pengel en Lachmon, niet misstaan. Hij was tenslotte een van de drie historische leiders van het eerste uur in Suriname[27].


LITERATUUR
Algemene Bureau Statistiek, 2005
Gegevens Algemene Volkstelling Suriname, Paramaribo: ABS.
Azimullah, E. 1986
Jagernath Lachmon, een politieke biografie. Paramaribo: Vaco.
Breeveld, H., 2001
Jopie Pengel, 1916-1970. Leven en werk van een Surinaamse politicus. Amsterdam: Conserve.
Breunissen, K. 2001
Ik heb Suriname altijd liefgehad, Het leven van de Javaan Salikin Hardjo, Leiden, KITLV.
Buddingh, Hans, 2000
Geschiedenis van Suriname, Utrecht, Het Spectrum.
Derveld, F.E.R.,1982
Politieke mobilisatie en integratie van Javanen in Suriname, Bouma, Groningen .
Dew, E., 1977
The difficult flowering of Suriname, The Hague: Martinus Nijhoff.
De Surinamer,
Javanen demonstreren op het N.V.G.B. terrein, 21 maart 1950
Dwarka Panday, R.M.
Assimilatiepolitiek nu, in Dagblad Suriname , 24 januari 2005
Fernandes Mendes, H.K.,1989
Onafhankelijkheid en parlementair stelsel in Suriname, Tjeenk Willink, Zwolle
Hoefte, R. 1990
De betovering verbroken; de migratie van Javanen naar Suriname, Dordrecht.
Hoefte, R. 1998
In place of slavery, Social History of British Indian and Javanese Labourers in Suriname, Gainesville, Universty of Florida.
Kartokromo, Kadi, 2006
Javanen en politiek, de strijd naar politieke macht en politiek leiderschap, Paramaribo
Kartokromo, Kadi, Bapak Hadji Iding Soemiia’s100ste verjaardag, in: Dagblad Suriname 5 april 2008.
Marshall, E., 2003
Ontstaan en ontwikkeling van het Surinaams nationalisme; natievorming als opgave. Delft: Eburon.
Meel, P., 1994,
‘Verbroederingspolitiek en nationalisme: het dekolonisatievraagstuk in de Surinaamse politiek.’ Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden (BMNG), 109, afl. 4, 638-659.
Meel, P., 1998,
De Ronde Tafel Conferentie van 1961. Tijdschrift voor Geschiedenis 111, 411-432
Meel, P., 1999,
Tussen autonomie en onafhankelijkheid, Nederlands-Surinaamse betrekkingen 1954-1961, Leiden, KITLV.
Mitrasingh, F. E. M., 1959
Tien jaar Suriname. Van afhankelijkheid tot gelijkgerechtigheid. Bijdrage tot de kennis van de staatkundige ontwikkelingen van Suriname 1945-1955. Leiden: Luctor et Emergo.
Ooft, C.D. ,1972
Constitutionele ontwikkeling van Suriname, Assen: Van Gorcum
OSO, themanummer, Surinaamse politiek 1975-1998, jaargang 18, nr .1, mei 1999.
Ramsoedh, H., 1990
Suriname 1933-1944. Koloniale politiek en beleid onder gouverneur Kielstra, Delft: Eburon.
Scholtens, B., 1986
Opkomende arbeidersbeweging in Suriname. Doedel, Liesdek, De Sanders, De Kom en de werklozenonrust 1931-1933. Nijmegen: Masusa.
Sedney J., 1977
De Toekomst van ons verleden. Democratie, etniciteit en politieke machtsvorming in Suriname. Paramaribo: VACO.
Suparlan, P., 1976The Javanese in Suriname, Ethnicity in an Ethnically Plural Society, Arizona State University, Tempe.
Waal Malefijt, A.de , 1963
The Javanese of Surinam: segment of a plural society, Van Gorcum, Assen.
Wengen van G.D, 1973
De Javanen van Suriname , Leiden.
Wijntuin E., 1984
Reflectie van mijn politiek verleden, Paramaribo.
Zorg en Hoop radio uitzending, 15 augustus 2005
.

Dr. Chan E.S. Choenni (Paramaribo, 1953) studeerde politicologie en wetenschapsfilosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is beleidsadviseur Kennis & Verkenningen op het Ministerie van VROM. Chan.Choenni@minvrom.nl[28]
[1] Een bijzonder woord van dank gaat uit naar Kadi Kartokromo voor zijn medewerking en hulp bij het verzamelen van relevante literatuur. Tevens dank ik dr. Peter Meel, dr. Hans Ramsoedh, GhaRietje Choenni en Sandra Soemita voor hun adviezen en commentaar.

[2] In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Hindostaanse groep groeide de Javaanse groep echter nauwelijks in aantal. In 2004 bedroeg het aantal Javanen in Suriname 71.879 personen, Gegevens Algemene Volkstelling Suriname, ABS, Paramaribo 2005.

[3] Volgens de Javaanse politieke commentator Kadi Kartokromo ondersteunde Soemita de verbroederingspolitiek van harte.

[4] In Suriname betekent Bapak onder Javanen “gerespecteerde man”.
[5] Zie Historische database Javanen samengesteld door S. Hira en M. Hassankhan. Soemita was 1,60 meter lang.

[6] Suparlan 1976:321. Suparlan stelt dat Soemita “does not have any education”. Volgens Breunissen vestigde Soemita zich toen hij geen ziekverpleger meer was als winkelier in Paramaribo. Breunissen 2001:43. Toen Soemita zich kandidaat stelde voor de verkiezingen namens zijn partij KTPI gaf hij in 1949 geen beroep op. In 1955 gaf hij als beroep op organisatieleider, zie Mitrasing 1959:170,.275,276.

[7] Toentertijd stierven relatief veel Javaanse vrouwen als gevolg van complicaties tijdens zwangerschap of rond de bevalling. Ramsoedh vermeldt dat de grote sterfte van de Javaanse vrouwelijke contractarbeiders: “voornamelijk door pneumonie, nephritis en zwangerschapsziekten werd veroorzaakt”, zie Ramsoedh 1990:21. Soemita informeerde overal in het district Commewijne welke vrouwen zwanger waren en bewerkstelligde dat zij onder toezicht kwamen van een arts. Soms nam hij de betreffende vrouw zelf mee naar een arts. Daarom was Soemita zeer geliefd bij de Javaanse vrouwen. Ook leden veel Javanen aan ontstekingen (staar) aan hun oog. Ook in dit geval drong hij bij de Javanen aan op het vroegtijdig signaleren en behandelen van deze kwalen. Mededelingen van de 82 jarige mevrouw D.Sadloe en de 85 jarige voormalige verpleegkundige mevrouw I. Sankatsing die beide de jaren dertig en veertig in het district Commewijne hebben gewoond en gewerkt
(interviews afgenomen op 25 februari 2008 en 1 maart 2008).

[8] De lurah’s werden aangesteld door de overheid, zie Hoefte 1990:15, Derveld 1982:42. Derveld stelt dat KTPI leden werden geadviseerd om geen orders op te volgen van de lurah’s (dorpshoofden).

[9] Van 1890-1939 kwamen 32.956 Javanen met 96 transporten per schip naar Suriname. Tussen 1890-1938 keerden 7.684 contract arbeiders terug; dat is 23,3% van het totaal (Hoefte 2005:143).
[10] Volgens Azimullah vestigde de VHP prominent J. Mungra de aandacht van Lachmon op Soemita. Lachmon wees echter Soemita af en gaf de voorkeur aan ene Samsi omdat hij Soemita op dat moment niet de exponent van de Javaanse groep vond, zie Azimullah 1986:43.

[11] Volgens van Wengen waren deze organisaties semi-militaristisch naar Indonesisch voorbeeld. De leden kwamen regelmatig voor oefeningen bijeen. Deze in uniform gestoken leden verrichtten ook controle-diensten bij feestelijkheden om te achterhalen of er aanhangers van niet gewenste groepen aanwezig waren. Ook Suparlan noemt deze organisaties semi-militaristisch.
[12] De advokaat S. Bissesur en voormalig voorzitter van de afdeling VHP Nederland , die op Visserszorg (een plantage in de buurt van Alkmaar) woonde, vertelt over Soemita en de Banteng Hitams. “Als jongen heb ik meegemaakt dat Soemita kwam op onze plantage waar voornamelijk Javanen woonden, met om zich heen de geuniformeerde Bateng Hitams. De Javanen van onze plantage raakten helemaal in de ban van Soemita en de KTPI, niet alleen door zijn toespraak maar ook door de uniformen en vlaggen. Men raakte erg onder de indruk. Soemita werd echt beschouwd als een verheven leider door deze Javanen” (interview op 31augustus 2008).
[13] Dit was in 1963 voorafgaand aan de verkiezingen toen de KTPI samenwerkte met de grote Creoolse partij NPS en de grote Hindostaanse partij VHP. Deze samenwerkende partijen had vaak gemeenschappelijke verkiezingsbijeenkomsten die massameetings werden genoemd.
[14] Derveld 1982:41-44.
[15] Zij kregen de kans van de Indonesische regering om een nieuw bestaan te beginnen op het eiland Sumatra.

[16] In navolging van Dew (1977: 113,141) die de bijzondere positie van Soemita en de KTPI als balancing rol typeert heeft deze kwalificatie onze voorkeur en niet de term wippostie zoals Derveld (1982: 122) het aanduidt. Soemita kon het verschil maken tussen coalitie en oppositie. Bij stemmingen over (wets)voorstellen gebruikte hij zijn stemmacht als ruilmiddel om de belangen van de Javaanse groep te dienen. Kartokromo stelt dat de KTPI een wippositie bekleedde (Kartokromo 2006:39,40, 59,135,212, zie ook: Buddingh 2000:284). Derveld betwijfelt echter of er sprake was van een wipposite toentertijd. Ook de historicus P. Meel is deze mening toegedaan. Het voert te ver om in dit bestek hier verder op in te gaan.


[17] Terug in Suriname werd hij ontvangen door de Banteng Hitams en opgeheven Indonesische vlaggen ( voor de foto zie Breeveld 200:151)
[18] Zo verhaalt de heer E. Wijntuin, voormalig voorzitter van het Surinaamse parlement en statenlid van de partij PSV dat hij in 1955 samen met Soemita het kiesdistrict Coronie zou bezoeken. Soemita zou de Javanen toespreken op een openbare vergadering. Er heerste veel enthousiasme onder de Javanen in Coronie. Vol spanning wachtten de Javanen op de komst van hun leider Soemita. De reis naar Coronie nam toentertijd bijna een halve dag in beslag. Om half vijf in de ochtend zou Wijntuin volgens afspraak Soemita thuis afhalen voor het vertrek naar Coronie. Na lang kloppen op de deur verscheen een half slapende vrouw die aan Wijntuin meedeelde dat Pae (de vader) naar Commewijne was vertrokken en niet had gezegd hoe laat hij zou terugkomen. In Coronie bleken KTPI aanhangers vlaggen te hebben uitgestoken. Toen men merkte dat Soemita niet was meegekomen was de teleurstelling groot. Er ontstond woede onder de Javaanse kiezers. De sprekers op de PSV–KTPI vergadering werden uitgescholden in het Javaans en voor bedriegers uitgemaakt. Prompt daarna verloor de PSV de verkiezingen in Coronie (Wijntuin 1984).
[19] Volgens ex-minister H. Bharos begreep Soemita bepaalde Franse uitdrukkingen niet maar herhaalde deze wel. Zo herhaalde Soemita de uidrukking L’histoire se répète vaak op zijn eigen wijze; histor se repetetet met bovendien een zwaar javaans accent. Tijdens radio–uitzendingen moesten de luisteraars vaak lachen om zijn accent en grappig taalgebruik. (interview op 31augutus 2008).
[20] Derveld stelt dat Soemita tegenover hem zou hebben toegegeven dat hij enige malen de vergadering van de Staten van Suriname verliet omdat hij niets begreep van de discussies, Derveld 1982:40.

[21] Dew 1977:118,119. Dew stelt dat Soemita beweerde dat er een midnight conspiracy zou zijn en dat het ex-KTPI lid A. Karamat Ali samen met de VHP heeft gepoogd de KTPI in zijn kiesdisrict te breken. Iding Soemita won in 1958 de verkiezingen in het kiesdistrict Commewijne.
[22] Geciteerd in Fernandes Mendes 1989:198,199.

[23] Soemita ageerde op de voor hem kenmerkende wijze. Hij voorspelde emotioneel dat Suriname honderd jaar zou huilen wanneer de Staten het Statuut zou aanvaarden, want de kans was groot dat zijn achterban dan Suriname zou verlaten. Uit protest tegen de gang van zaken verliet Soemita vóór de eindstemming over het wetontwerp de vergaderzaal, zie Meel 1999:76,77, Mitrasing 1959:262.
[24] In een interview met de journalist Lucien de Freitas dat in november 1998 plaatsvond stelde Iding: “Mijn zoon heeft een andere mentaliteit, een ander karakter..Hij doet wat hij wil. De KTPI moet een andere weg zoeken”. Dit fragment werd uitgezonden in een uitzending van het radioprogramma Zorg en Hoop op 15 augustus 2005. In deze uitzending kwam WillySoemita aan het woord. Volgens hem wilde Iding zich vanwege het meningsverschil dat zij hadden over de onafhankelijkheid van Suriname zich kandidaat stellen voor de verkiezingen van 1973. Dit leidde tot een conflict. Willy Soemita vertelde dat hij daarom niet veel contact had met zijn vader in de jaren zeventig.
[25] Zie database van de Javaanse contractarbeiders waarin de gegevens over Soemita zijn opgenomen en een foto als 17 jarige gerecruteerde contractarbeider. Volgens Mitrasing `opteerden op weinigen na allen voor de Indonesische nationaliteit `op instigatie van bepaalde leiders en vanwege heimwee naar Indonesië, Mitrasing 1959: 247.
[26] Derveld 1982:122-126.

[27] Tijdens een discussiebijeenkomst in maart 2006 in het Javaans centrum “Sana Budaya” in Paramaribo heb ik een lezing over Iding Soemita gegeven. Mijn voorstel om een standbeeld voor Soemita op te richten oogstte veel applaus. Prominente Javaanse politici zoals drs. S. Moestadja en drs. K. Kartokromo, maar ook de politici E. Wijntuin en dr.H. Breeveld die tot het panel behoorden, omarmden dit voorstel. Drie jaar daarna is echter nauwelijks iets van de grond gekomen dat de realisatie van dit standbeeld naderbij brengt. Een standbeeld dat door de Javaanse en in breder verband de Surinaamse gemeenschap tot stand wordt gebracht zou getuigen van historisch besef voor deze ietwat onberekenbare, doch innemende en tegelijkertijd markante Surinaamse leider.


Chan Choenni's Blog

Mijn grootvader aan vaderskant
geboren in 1893